Samenwerkingsakkoord
Het ‘foro interno, foro externo’ principe stelt dat de Belgische deelstaten verantwoordelijk zijn voor de internationale aspecten van hun bevoegdheden. Dit geldt ook voor de invulling van het EU-beleid. Sinds het Verdrag van Maastricht (1992) is het mogelijk dat ook deelstaatministers hun lidstaat vertegenwoordigen in de Raad van de Europese Unie.
Het algemene kader voor het Belgische en het Vlaamse EU-beleid is in 1994 vastgelegd in een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten en gemeenschappen. Dit samenwerkingsakkoord bevat ook afspraken omtrent de totstandkoming van het standpunt dat de vertegenwoordiger in de Raad inneemt namens België.
Een dergelijk samenwerkingsakkoord waarbij alle overheden volgens interne bevoegdheidsverdeling op gelijke voet meebeslissen en vertegenwoordigen is volstrekt uniek in Europa. Dehervormingen van de Belgische staat die het zwaartepunt verder verleggen richting de deelstaten en de wijzigingen aan het Europese bestel door het Verdrag van Lissabon vragen echter om de nodige aanpassingen van dit akkoord.
Intra-Belgische coördinatie
Het Samenwerkingsakkoord stelt dat voor de coördinatie van het Europees beleid een overleg plaats moet vinden tussen de federale en regionale overheden over het Belgische standpunt dat op de Raadsbijeenkomst zal worden ingenomen. Het is de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, en meer concreet de Directie-Generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE), die verantwoordelijk is voor de organisatie van dat overleg en het voorzitterschap van deze vergaderingen waarneemt. Op die zogenaamde ‘DGE-vergaderingen’ zijn de vertegenwoordigers van de federale regering en van de deelstaten aanwezig.
Samenwerkingsakkoord Europese Unie
Directie-Generaal Europese Zaken en Coördinatie (FOD Buitenlandse Zaken)